Ontdek welke samenlevingsvorm het beste past bij uw situatie in Spijkenisse
De gevolgen van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap worden in de wet uitgebreid geregeld. Samenwonenden die niet geregistreerd staan, zijn door de wetgever met veel minder zorg omringd.
Op deze pagina vindt u informatie over onder meer de verschillen tussen de samenlevingsvormen en op welke manieren door het opstellen van regelingen voorzien kan worden in de behoefte af te wijken van de door de wet gegeven regeling of, als die ontbreekt, zelf afspraken vast te leggen.
-
De verschillen tussen huwelijk, geregistreerd partnerschap en samenwonen
Vaak zal in het gesprek met de (kandidaat-)notaris de vraag rijzen welke verschillen bestaan tussen huwelijk, geregistreerd partnerschap en ongehuwd samenleven met alleen een (notarieel) samenlevingscontract. Om u hiervan een beeld te geven, vindt u hieronder een overzicht van de belangrijkste verschillen:
Formaliteiten
Zowel huwelijk als geregistreerd partnerschap komen tot stand bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Ook de beëindiging van de relatie is gebonden aan formaliteiten. Huwelijk en geregistreerd partnerschap eindigen bij overlijden van een van de partners of door een echtscheiding respectievelijk de inschrijving van een notariële verklaring waaruit van de beëindiging blijkt. Een geregistreerd partnerschap eindigt bovendien indien dit wordt omgezet in een huwelijk. Aan 'gewoon' ongehuwd samenleven, stelt de wet geen eisen. Een samenlevingscontract is verstandig maar niet verplicht.
Levensonderhoud
Zowel gehuwden als geregistreerde partners zijn wettelijk verplicht elkaar 'het nodige' te verschaffen. Daarvan kan niet worden afgeweken. De onderhoudsverplichting kan na beëindiging van de relatie een alimentatieplicht doen ontstaan.'Gewoon' ongehuwd samenlevende hebben jegens elkaar geen onderhoudsplicht. Een beroep op de Algemene bijstandswet wordt niettemin afgewezen zo lang onderhoud kan worden verkregen van iemand met wie men een gemeenschappelijke huishouding voert.
Gemeenschap van goederen
Aan de huwelijksvoltrekking en de registratie van het partnerschap verbindt de wet de algehele gemeenschap van goederen. Deze gemeenschap van goederen kan worden voorkomen door het maken van huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden.Indien 'gewoon' ongehuwd wordt samengeleefd, ontstaat geen gemeenschap van goederen. Door middel van een samenlevingscontract of door gemeenschappelijke aankoop kan niettemin een vorm van vermogensgemeenschap worden gecreëerd
Huur
Indien een gehuwd of een geregistreerd persoon woonruimte huurt voor gezamenlijke bewoning, is diens echtgenoot of geregistreerde partner automatisch medehuurder. Een 'gewoon' ongehuwd samenlevende partner kan pas na twee jaar verlangen dat de verhuurder hem of haar als medehuurder erkent. Binnen die twee jaar loopt de partner van de huurder de kans op straat gezet te worden zonder dat hij of zij daartegen iets kan ondernemen. .Pensioen
Deelnemers aan een (aanvullende) pensioenregeling bouwen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen (weduwen- en weduwnaarspensioen) op. Daartoe wordt bij het pensioenfonds een pot gevormd. Voor het geval van echtscheiding of beëindiging van geregistreerd partnerschap heeft de wetgever geregeld wat met die pot dient te geschieden. Van toepassing is de 'Wet pensioenverevening bij scheiding'. Deze leidt tot een deling van het tijdens het bestaan van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen komt, voor zover opgebouwd tot de scheidingsdatum, automatisch toe aan de (gewezen) partner.De meeste pensioenfondsen kennen voor 'gewoon' ongehuwd samenlevende een 'partnerpensioen'. Dat is te vergelijken met het (aanvullend) nabestaandenpensioen. Het is iets anders dan het (volks)pensioen op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Om voor het partnerpensioen in aanmerking te komen dient aan enige vereisten te worden voldaan. Die verschillen van fonds tot fonds. Een notarieel samenlevingscontract wordt meestal verlangd.
Erfrecht
In geval van huwelijk en geregistreerd partnerschap is de langstlevende van beiden automatisch, volgens de wet, erfgenaam.'Gewoon' ongehuwd samenlevende zullen aan een testament niet kunnen ontkomen indien zij elkaar erfrechtelijk willen bevoordelen. Volgens de wet erven 'gewoon' ongehuwd samenlevende niet van elkaar.
Erfbelasting
Deze belasting wordt geheven over hetgeen uit iemands nalatenschap wordt verkregen. Een langstlevende echtgenoot of langstlevende geregistreerde partner geniet een vrijstelling van ruim € 627.367 (vrijstelling 2014), ongeacht hoe lang het huwelijk of de registratie duurde. Op die vrijstelling wordt echter in mindering gebracht de helft van de waarde van pensioenaanspraken (en dergelijke). De vrijstelling bedraagt echter minimaal ongeveer € 162.071 (vrijstelling). Over het hetgeen meer dan het vrijgestelde bedrag wordt verkregen, wordt 10 of 20 % erfbelasting betaald, afhankelijk van de waarde van de verkrijging.Voor 'gewoon' ongehuwd samenwonenden geldt een minder ruimhartige regeling. Indien de gemeenschappelijke huishouding minder dan zes maanden heeft geduurd, bestaat er geen vrijstelling. Na het verstrijken van een periode van zes maanden van samenwonen met een notarieel samenlevingscontract is de vrijstelling gelijk aan de vrijstelling die geldt voor gehuwden. Zo lang de termijn van zes maanden jaar niet is verstreken wordt belasting geheven naar een tarief van 30 % of 40 %. Na vijf jaar gelden altijd de vrijstelling en het tarief voor gehuwden, ook indien er geen samenlevingsovereenkomst is.
In een samenlevingscontract kan, voor zover het gemeenschappelijke goederen betreft, via een 'verblijvingsbeding' de heffing van successierecht ook binnen voormelde periode van zes maanden worden voorkomen.
Kinderen
Het onderscheid tussen wettige en onwettige kinderen is per 1 april 1998 vervallen. Van belang is nu of tussen een ouder en een kind al dan niet 'familierechtelijke betrekkingen' bestaan. Dat heeft gevolgen voor de geslachtsnaam, het gezag (ouderlijk gezag/voogdij), het omgangsrecht en het erfrecht.Wanneer sprake is van een huwelijk tussen een man en een vrouw bestaat tussen een uit een huwelijk geboren kind en zijn beide ouders bestaan automatisch familierechtelijke betrekkingen. Bij een huwelijk tussen twee vrouwen, geregistreerd partnerschap en 'gewoon' ongehuwd samenleven ontstaan door de geboorte alleen familierechtelijke betrekkingen tussen de moeder (degene die het kind baarde) en het kind. Familierechtelijke betrekkingen tot de vader ontstaan eerst doordat deze het kind 'erkent'. Deze erkenning kan reeds tijdens de zwangerschap geschieden. Men kan ervoor terecht bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij de notaris.
Voor de erkenning is in beginsel de toestemming van de moeder nodig en van het kind als deze ouder is dan 12 jaar. Is het kind ouder dan 16 jaar dan is alleen de toestemming van het kind nodig. De rechtbank kan De kantonrechter kan 'vervangende toestemming' geven indien de moeder van het kind weigert om toestemming te geven het weigeren van de toestemming als 'misbruik van bevoegdheid' kan worden beschouwd. Als in een huwelijk van twee vrouwen een kind wordt geboren, is de vrouw die het kind baart de moeder. Maar de vrouw met wie zij is getrouwd, is volgens de wet niet automatisch de andere ouder. Dat is zij pas als zij het kind adopteert. Het huwelijk als zodanig heeft dus voor de relatie tussen deze vrouw en het kind geen gevolgen. Hetzelfde geldt als twee mannen samen een kind verzorgen en opvoeden en één van hen is de vader van het kind. Als zij trouwen, heeft het huwelijk als zodanig geen gevolgen voor de relatie tussen de andere man en het kind. Wel is het zo dat de niet-ouder in een huwelijk van twee vrouwen of twee mannen als stiefouder een onderhoudsplicht jegens de kinderen in het gezin heeft. Deze plicht duurt in elk geval zo lang als het huwelijk duurt. Andere rechten en plichten kunnen er wel komen, maar nogmaals, niet door het huwelijk. Die rechten en plichten kunnen ontstaan door adoptie of door gezamenlijk gezag. De niet-ouder kan het kind adopteren. Hierdoor wordt hij of zij in juridisch opzicht de ouder van het kind. Alle juridische familiebanden met de oorspronkelijke ouder (als die er is) worden dan doorgesneden. Dit is een ingrijpende stap en er gelden dan ook strenge voorwaarden. De tweede mogelijkheid is minder ingrijpend en ligt praktisch soms meer voor de hand. Als de niet-ouder een nauwe persoonlijke band heeft met het kind, kunnen de ouder en de niet-ouder aan de rechter vragen om aan hen het gezamenlijke gezag toe te kennen. De niet-ouder heeft in dat geval dezelfde gezagsrechten en plichten als de ouder. Hij of zij is dan samen met de ouder in alle opzichten verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van het kind. De ouder en zijn of haar echtgenoot kunnen de rechter ook vragen om de achternaam van het kind te wijzigen in die van de ouder of de echtgenoot.
-
Trouwen en geregistreerd partnerschap
Sinds 1 april 2001 is het huwelijk een samenlevingsverband van een man en een vrouw, twee mannen of twee vrouwen.
Al vanaf 1 januari 1998 biedt de wet de mogelijkheid aan twee personen van hetzelfde of van verschillend geslacht om hun relatie bij de burgerlijke stand te laten registreren. Voor de gevolgen van het 'geregistreerd partnerschap' gelden dezelfde wettelijk regels als voor het huwelijk (huwelijksvermogensrecht).
In dit onderdeel van de site zullen gemakshalve overwegend de termen 'huwelijk', 'huwelijkse voorwaarden' en 'echtgenoot' worden gebruikt. Tenzij anders blijkt, geldt hetgeen geschreven wordt dus ook voor partnerschapsvoorwaarden en voor geregistreerde partners. De gevolgen van het huwelijk worden geregeld door de wet: het huwelijksvermogensrecht. Daarvan kan deels niet worden afgeweken. Denk hierbij in het bijzonder aan de wederzijdse zorgplicht.
Door middel van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden - in de praktijk spreekt men doorgaans van 'huwelijkse voorwaarden' - kan worden afgeweken van een belangrijk deel van de wettelijke regels. Dat kan alleen geldig bij notariële akte.
-
Algemene gemeenschap van goederen
Door de voltrekking van het huwelijk (waaronder hierna tevens te begrijpen het 'geregistreerd partnerschap') ontstaat een algehele gemeenschap van goederen. Ook de schulden zijn gemeenschappelijk. Dat betekent dat een schuldeiser van één van beide echtgenoten zich kan verhalen op de gehele gemeenschap.
Schenkingen en erfrechtelijke verkrijgingen zullen vaak niet tot de gemeenschap behoren aangezien de erflater of schenker meestal bepaalt dat hetgeen wordt verkregen niet in een huwelijksgemeenschap kán vallen.
Een voordeel van de gemeenschap van goederen is dat de echtgenoot die niet of weinig inkomsten uit arbeid heeft, deelt in de opbouw van het vermogen. Huishoudelijke en opvoedkundige arbeid wordt aldus indirect beloond. Ingeval van overlijden vormt de helft van de gemeenschap van goederen de nalatenschap. Een echtgenoot 'erft' de andere helft dus niet.
Bij echtscheiding wordt het gemeenschappelijk vermogen gedeeld. 'Redelijkheid en billijkheid' spelen dan een grote rol. Deze kunnen er toe leiden dat bijvoorbeeld een huis of een onderneming (aandelen) worden toegedeeld aan één van beiden en dat de ander genoegen moet nemen met geld. Het belang van een onderneming zal veelal gediend zijn met het maken van huwelijkse voorwaarden. Echtscheiding kan anders te veel gevaren opleveren voor de continuïteit van de onderneming. Bij de regeling mag echter het belang van de echtgenoot van de ondernemer niet uit het oog worden verloren. Deze echtgenoot zal tevens bescherming tegen ondernemersrisico's op prijs stellen.
-
Huwelijkse voorwaarden en partnervoorwaarden
Door het opmaken van huwelijkse voorwaarden kan worden afgeweken van de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Wie huwelijkse voorwaarden wil maken, heeft in beginsel een grote mate van vrijheid (contractvrijheid). De wederzijdse onderhoudsplicht vormt de belangrijkste regeling van dwingende aard. Ook kan niet worden afgeweken van regels die 'gezinsbescherming' beogen. Zo is altijd de toestemming van de andere echtgenoot vereist voor onder andere het verkopen of met hypotheek belasten van de gezamenlijk bewoonde woning en voor het doen van schenkingen.
Voor de inrichting van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden zijn o.a. van belang: de wens het bestaande en/of toekomstige inkomen en vermogen te delen;
de bereidheid het 'verlies in verdiencapaciteit', dat kan optreden door het uitoefenen van verzorgende en opvoedende taken, te compenseren;
de wenselijkheid een onderneming te beschermen tegen de gevolgen van echtscheiding;
de mate waarin partijen het ouderdoms- en nabestaandenpensioen bij echtscheiding wensen te delen;
de verzorging van de overblijvende partner in geval van overlijden.Een van de grootste problemen bij het opstellen van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden wordt gevormd door het feit dat de overeenkomst wordt aangegaan voor een lange duur. Er moet daarom zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat omstandigheden veranderen. In het algemeen is nog van belang hetgeen hierna in deze brochure wordt opgemerkt ten aanzien van overlijdensrisicoverzekeringen
Soorten huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden
Koude uitsluiting
Onder deze naam staat de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden bekend waarbij tussen partijen geen enkele gemeenschap van goederen bestaat. Het woord 'koud' heeft betrekking op het feit dat partijen op geen enkele wijze hun inkomen en vermogenstoename verrekenen (delen). Deze huwelijkse voorwaarden zorgen ervoor dat tussen de echtgenoten een minimum aan financiële banden bestaat. Het enige dat hen financieel bindt, is de wettelijke verplichting elkander 'het nodige' te verschaffen. Deze huwelijkse voorwaarden houden in dat geval grote risico's in voor een echtgenoot die, nu of in de toekomst, geen eigen inkomen heeft. Hij of (meestal) zij deelt in geen enkel opzicht in de vermogenstoename die bij de andere echtgenoot optreedt. Niettemin kunnen deze huwelijkse voorwaarden aanvaardbaar zijn, bijvoorbeeld als de economische zelfstandigheid van een partner door het huwelijk niet in gevaar komt en bij een huwelijk tussen ouderen.Beperkte gemeenschap
De wet biedt de mogelijkheid om bij huwelijkse voorwaarden voor een beperkte gemeenschap van goederen te kiezen. Gemeenschappelijk is dan bijvoorbeeld al hetgeen tijdens het huwelijk wordt verkregen, anders dan door schenking of erfrecht. Voor de rest bestaat dan een gemeenschap, met onder andere het gevolg dat de schulden van ieder der echtgenoten kunnen worden verhaald op de gehele gemeenschap. Eenzelfde bezwaar bestaat tegen de algehele gemeenschap van goederen. In de praktijk komen zulke huwelijkse voorwaarden nauwelijks voor. Dat is vooral ook te wijten aan het feit dat de meeste echtgenoten er niet in slagen ieders eigen vermogen en het gemeenschappelijk vermogen uit elkaar te houden.Verrekenstelsels
Het elders geschetste bezwaar tegen de 'koude uitsluiting' (geen deling van inkomsten) wordt in de praktijk ondervangen door aan de uitsluiting van iedere gemeenschap een of meer verrekenbedingen toe te voegen. Men spreekt van een 'periodiek verrekenbeding' ingeval het beding verplicht tot jaarlijkse verrekening van de gespaarde inkomsten. Vaak wordt de verrekening beperkt tot de inkomsten uit arbeid. Rente, dividend en dergelijke vallen er dan niet onder. Als de verrekening niet periodiek maar slechts aan het eind van de rit (echtscheiding, overlijden) moet gebeuren, is er sprake van een 'finaal verrekenbeding'. In geval van overlijden wordt dan meestal afgerekend alsof algehele gemeenschap had bestaan. Bij echtscheiding wordt van de verrekening uitgesloten hetgeen ten huwelijk is aangebracht en hetgeen krachtens schenking of erfrecht werd verkregen. Doorgaans worden zowel een periodiek en een finaal verrekenbeding opgenomen. Daardoor wordt voorkomen dat problemen ontstaan doordat geen periodieke verrekening gedurende de huwelijksjaren plaatsvindt. Het opnemen van een periodiek verrekenbeding is toch zinvol omdat het de mogelijkheid opent tijdens het huwelijk vermogen over te hevelen van de een naar de ander. Dat kan dan niet als een schenking worden aangemerkt. Het verdient aanbeveling in de huwelijkse voorwaarden vast te leggen wat onder 'inkomsten' wordt verstaan. In het algemeen zal daarbij ook moeten worden gelet op de winst die wordt gemaakt in een BV waarin één van beiden bijvoorbeeld de meerderheid of alle aandelen houdt, danwel tevens directeur is. In die hoedanigheid kan hij de hoogte van het inkomen verregaand beïnvloeden. -
Kosten van huishouding
Doorgaans wordt overeengekomen dat partijen de kosten van de huishouding voor hun rekening nemen naar evenredigheid van hun netto-inkomsten (uit arbeid). Men kan ook kiezen voor een verdeling bij helften. Dat kan echter tot problemen leiden indien een van beiden weinig of geen inkomen geniet bijvoorbeeld als gevolg van het verrichten van verzorgende en opvoedende taken. Veelal verdient het aanbeveling te omschrijven wat als kosten van de huishouding wordt aangemerkt. Rente (bijvoorbeeld voor een woninghypotheek) en huur vallen daar zeker onder. Maar ook autokosten, onroerende zaakbelasting en kosten van kinderopvang kunnen daaronder worden begrepen.
-
De en/of rekening
Het aanhouden van een zogenaamde 'en/of-rekening' is praktisch. Ten laste daarvan kunnen bijv. de kosten van de huishouding worden betaald. Ingeval gekozen is voor een -verrekenbeding betreffende de inkomsten (uit arbeid), kan ieders inkomen op die rekening worden gestort. Het gebruik van een en/of-rekening betekent niet automatisch dat het tegoed aan ieder van de partners voor de helft toekomt. Met 'en/of' wordt slechts aangeduid dat de partners zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk over het tegoed kunnen beschikken. Het tegoed komt in beginsel toe aan degene die het op de rekening gestort heeft of heeft laten storten. In de huwelijkse voorwaarden die een periodiek verrekenbeding inhouden, kan worden bepaald dat hetgeen op de gezamenlijke rekening (zoals een en/of-rekening) staat, ook toebehoort aan beiden, ieder voor de helft. De periodieke verrekening vindt op die wijze automatisch plaats.
-
Inboedel en dergelijke
Het feit dat iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap bij huwelijkse voorwaarden is uitgesloten, verhindert niet dat bijvoorbeeld een inboedelgoederen op naam van beide echtgenoten wordt 'gezet'. Maar inboedel kan ook uitdrukkelijk aan een van beide echtgenoten toebehoren. Indien administratie ontbreekt, zal de bewijslevering echter niet steeds eenvoudig zijn. Daarom wordt bijvoorbeeld bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden ten aanzien van de al aanwezige goederen vaak (onaantastbaar) vastgelegd wat van wie is. De (kandidaat-)notaris zal daarom vragen of partijen de aanbreng van ieder van hen gespecificeerd op een lijst willen vermelden. Van alle op de lijst vermelde goederen staan vast wie de eigenaar is en kan daarover geen geschil ontstaan.
-
Eigen woning
Ingeval wordt samengewoond in een huis dat in eigendom toebehoort aan één van beiden, komt de niet-eigenaar in een afhankelijke positie. Eindigt de relatie dan zal de laatste het pand met 'have en goed' moeten verlaten. In het samenlevingscontract kan in dat geval voor een bepaalde periode een voortgezet gebruiksrecht worden toegekend. Ook worden vaak afspraken gemaakt over de verhuis- en inrichtingskosten.
Overdracht van de helft van de woning aan de ander stuit meestal af op de kosten. Zo is onder andere twee procent overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde van hetgeen wordt overgedragen.
Om bedoelde afhankelijkheid te voorkomen wordt in een samenlevingscontract vaak afgesproken dat in geval van (toekomstige) aankoop van een huis, dit op naam van beiden zal worden gezet. Het verdient dan wel aanbeveling goed vast te leggen op welke wijze de financiering geschiedt en wat de gevolgen daarvan zijn bij scheiding.
-
Overlijdensrisicoverzekering
Bij een hypotheek wordt het risico van voortijdig overlijden vaak gedekt door een overlijdensrisicoverzekering. Een uitkering op grond van een overlijdensrisicoverzekering wordt met erfbelasting belast indien voor de verkrijging 'iets' aan het vermogen van de overledene is onttrokken, zoals premies voor de verzekering. Om te voorkomen dat erfbelasting betaald wordt dient er op te worden gelet: dat de premies verschuldigd zijn door een ander dan de verzekerde (de overledene), en
dat de huwelijkse voorwaarden zodanig zijn ingericht dat premies niet indirect geheel of ten dele voor rekening komen van de verzekerde (de overledene) (bijvoorbeeld via een verrekenbeding). -
Pensioen
Elders werd reeds gewezen op de 'Wet pensioenverevening bij scheiding'. Deze wet regelt de deling bij helften (de zogenaamde verevening) van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Bij huwelijkse voorwaarden kan men van die regeling afwijken, onder andere door ook het vóór het huwelijk opgebouwde pensioen in de verevening te betrekken. Ook kan worden afgezien van iedere verevening.
-
Tweede huwelijk of geregistreerd partnerschap
Voor wie in het huwelijk treedt en kinderen heeft uit een eerdere relatie, zal het maken van huwelijkse voorwaarden vaak zeer wenselijk zijn. Zonder huwelijkse voorwaarden ontstaat immers een gemeenschap van goederen. Dat kan voordelig zijn indien de partner vermogender is. Het is echter nadelig ingeval de nieuwe partner minder vermogen bezit. Daarbij moet u bedenken dat er geen garantie bestaat dat het door huwelijk verkregen vermogen terugkeert naar de familie waar het vandaan kwam. Volgens de wet erven echtgenoten van elkaar een kindsdeel, maar erven de kinderen immers niet van hun stiefouder. Om dat te bereiken moet u een testament maken. Een testament kunt u altijd wijzigen (herroepen). Hiermee vervalt het testament dat u al had gemaakt.
-
Aangaan, wijzigen of opheffen van huwelijks- of partnerschapsvoorwaarden tijdens het huwelijk/geregistreerd partnerschap
Tijdens het huwelijk kunnen huwelijkse voorwaarden worden gewijzigd of alsnog worden aangegaan. Aangezien het een overeenkomst betreft, is de medewerking van beide partijen nodig. Voor wijziging (opheffing) kan reden bestaan met het oog op de toekomstige heffing van erfbelasting maar ook om (meer) evenwichtige economische verhoudingen tussen de echtgenoten te creëren. Ook het starten van een onderneming door een van de echtgenoten kan aanleiding vormen huwelijksvoorwaarden te maken. Voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk was in het verleden de goedkeuring van de rechtbank vereist, hetgeen kostenverhogend werkte. Dit voorschrift is echter vervallen, waardoor het eenvoudiger is geworden tijdens huwelijk de huwelijksvoorwaarden aan te passen. Een notariële akte blijft echter nodig.
-
Checklist huwelijkse voorwaarden / partnerschapsvoorwaarden
De (kandidaat-)notaris is de deskundige bij uitstek op het gebied van de huwelijkse voorwaarden. Een notariële akte is wettelijk vereist. De inrichting van de overeenkomst hangt echter vooral af van de wensen van partijen. In het overleg met de (kandidaat-)notaris zullen meestal de volgende vragen aan de orde komen: In hoeverre willen partijen hun vermogen (aanbreng, schenkingen, erfenissen) delen?
Wensen partijen hun (arbeids)inkomsten te delen?
In welke verhouding nemen partijen de kosten van de huishouding voor hun rekening?
Dient het belang van een onderneming (BV) bijzondere aandacht te hebben?
Wat moet er geregeld worden ten aanzien van het huis en de financiering daarvan?
Hoe wordt het huwelijk afgewikkeld bij een eventuele echtscheiding?
Wat zijn de gevolgen van het overlijden van één van beiden?
Heeft het aangaan van huwelijkse voorwaarden gevolgen op het gebied van het pensioen?
Waarop dient bij het afsluiten van levensverzekeringen en de betaling van de premie te worden gelet?
-
Samenwonen
Wat kun je regelen in een samenlevingscontract?
Zoals eerder aangegeven worden samenwonenden door de wetgever met minder zorg omringd dan degenen die op grond van een huwelijk of geregistreerd partnerschap samenleven. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat je door te gaan samenleven in beginsel geen recht krijgt op het inkomen of het vermogen van de ander.
In het samenlevingscontract kan dit anders worden geregeld. Zo kun een verplichting worden opgenomen bij te dragen in de kosten van elkaars levensonderhoud. Maar ook bestaat de mogelijkheid af te spreken dat de inkomens van beiden worden beschouwd als een gezamenlijk inkomen. Voor de inkomstenbelasting heeft een dergelijke afspraak geen gevolgen.
-
Kosten van de huishouding
Doorgaans wordt in een samenlevingscontract overeengekomen dat partijen de kosten van de huishouding voor hun rekening nemen naar evenredigheid van hun netto-inkomsten (uit arbeid). Men kan ook kiezen voor een verdeling van de helft maar dat kan tot problemen leiden als één van beiden weinig of geen inkomen geniet, bijvoorbeeld als gevolg van verzorgende en opvoedende taken. Als inkomsten wordt doorgaans ook beschouwd wat daarvoor in de plaats treedt, zoals studietoelagen, sociale uitkeringen en pensioen.
Het verdient vaak aanbeveling te omschrijven wat zoal onder de kosten van de huishouding wordt begrepen. Rente (betreffende de woninghypotheek) en huur vallen daar zeker onder. Maar ook autokosten, onroerende zaakbelasting en kosten van kinderopvang kunnen daaronder worden begrepen.
-
Bank- en girorekeningen
Het aanhouden van een zogenaamde 'en/of-rekening' is praktisch. Ten laste daarvan kunnen de kosten van de huishouding worden betaald. Indien gekozen is voor een deling van inkomen, kan ieders inkomen op die rekening worden gestort. Het tegoed op een en/of-rekening behoort in beginsel niet aan ieder van de partners voor de helft toe. Met 'en/of' wordt slechts aangeduid dat de partners zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk over het tegoed kunnen beschikken. Het tegoed komt toe aan degene die het op de rekening heeft gestort of heeft laten storten.
In het samenlevingscontract kan worden bepaald dat hetgeen op gezamenlijke (huishoud)rekeningen (zoals een en/of-rekening) staat, ook toebehoort aan beiden, ieder voor de helft. Daardoor voorkomt men onderzoek naar de vraag wie bepaalde bedragen heeft gestort en van wiens geld uitgaven werden gedaan.
-
Huurwoning
Het enkele feit dat men met iemand gaat samenwonen, levert geen woonrecht op. In het samenlevingscontract kunnen over het samenwonen afspraken worden gemaakt. Een verhuurder is daaraan uiteraard niet gebonden. In het vorige hoofdstuk werd reeds gewezen op de mogelijkheid na twee jaar medehuurder te worden van de woning die de partner huurt. De woning moet dan voor beiden tot hoofdverblijf dienen. Als een woning wordt gehuurd, dan zal het de voorkeur verdienen dat de partners vanaf de dag dat ze gaan samenwonen tezamen als huurders optreden.
-
De eigen woning
Ingeval wordt samengewoond in een huis dat in eigendom toebehoort aan één van beiden, komt de niet-eigenaar in een afhankelijke positie. Eindigt de relatie dan zal de laatste het pand met 'have en goed' moeten verlaten. In het samenlevingscontract kan in dat geval voor een bepaalde periode een voortgezet gebruiksrecht worden toegekend. Ook worden vaak afspraken gemaakt over de verhuis- en inrichtingskosten.
Overdracht van de helft van de woning aan de ander stuit meestal af op de kosten. Zo is onder andere twee procent overdrachtsbelasting verschuldigd over de waarde van hetgeen wordt overgedragen.
Om bedoelde afhankelijkheid te voorkomen wordt in een samenlevingscontract vaak afgesproken dat in geval van (toekomstige) aankoop van een huis, dit op naam van beiden zal worden gezet. Het verdient dan wel aanbeveling goed vast te leggen op welke wijze de financiering geschiedt en wat de gevolgen daarvan zijn bij scheiding.
-
Overlijdensrisicoverzekering
Een uitkering op grond van een overlijdensrisicoverzekering wordt met erfbelasting belast indien voor de verkrijging 'iets' aan het vermogen van de overledene is onttrokken, zoals premies.
Om te voorkomen dat erfbelasting betaald wordt dient er op te worden gelet:
dat de premies verschuldigd zijn door een ander dan de verzekerde (de overledene), endat het samenlevingscontract zodanig is ingericht dat premies niet indirect toch geheel of ten dele voor rekening komen van de verzekerde (bijv. via een verrekenbeding of de kosten van de huishouding).
Het voorgaande houdt tevens in dat het bij de 'spaarhypotheek' nodig is de premie te splitsen in een spaarpremie en een risicopremie. De (kandidaat-)notaris kan u ook over dit moeilijke onderwerp nadere informatie verschaffen.
-
Verblijvingsbeding
Elders op de site werd al het een en ander opgemerkt over erfrecht en successierecht. Zoals bleek, lopen partijen vooral de eerste vijf jaar van hun samenwoning (of zes maanden indien er een samenlevingsovereenkomst is) het risico (ten dele) in het hoogste tarief van het successierecht terecht te komen. Dat kan worden voorkomen in het geval het de verkrijging van gemeenschappelijke goederen door de langstlevende betreft. Overeengekomen kan worden dat deze gemeenschappelijke goederen (bijv. huis en inboedel) bij overlijden van een van beiden voor het geheel, zonder vergoeding, toevallen aan de langstlevende. Over deze verkrijging is dan geen erfbelasting verschuldigd. Men noemt een dergelijke regeling een 'verblijvingsbeding'. Als partijen langer dan vijf jaar samenwonen (of zes maanden met samenlevingsovereenkomst) moet wel erfbelasting worden betaald over wat op grond van een verblijvingsbeding wordt verkregen.
-
Geschillenregeling
Een contract kan niet alles regelen. Over de uitleg van bepalingen kunnen de meningen verschillen. Vandaar dat in een samenlevingscontract vaak wordt geregeld op welke wijze geschillen zullen worden opgelost.
-
Einde contract
Partijen kunnen van mening verschillen over het antwoord op de vraag of de relatie, en daarmede het contract, al dan niet geëindigd is. Vandaar dat het zinvol kan zijn in het samenlevingscontract te regelen wanneer de relatie als beëindigd moet worden beschouwd. Naarmate partijen meer gemeenschappelijk hebben, zal ook meer moeten worden verdeeld.
Daarover zal overeenstemming moeten worden bereikt. 'Redelijkheid en billijkheid' spelen hierbij een hoofdrol.
In het samenlevingscontract kan een aantal zaken bij voorbaat worden geregeld. Zo kan worden vastgelegd wie in geval van scheiding in het huis mag blijven wonen. Bepaald kan worden dat degene die de bewoning voortzet aan de ander een bedrag zal betalen voor verhuiskosten en kosten van herinrichting. Ook kan worden overeengekomen dat gedurende een bepaalde periode alimentatie zal worden betaald.Indien de woning gemeenschappelijk eigendom is en wordt toegedeeld aan één van beiden, zullen ook omtrent de lening nadere regelingen moeten worden getroffen. Medewerking van de bank is daarvoor nodig. De verdeling vereist een notariële akte.
-
Checklist samenlevingscontract
De (kandidaat-)notaris is de deskundige bij uitstek op het gebied van samenlevingscontracten. Een notariële akte is weliswaar niet dwingend voorgeschreven maar uit een oogpunt van rechtszekerheid en bewijslevering vaak onmisbaar. Ook voor de toekenning van een partnerpensioen is meestal een notarieel samenlevingscontract vereist. Alvorens de (kandidaat-)notaris een ontwerp van het contract maakt, zal hij onder meer de volgende vragen stellen: In hoeverre willen partijen hun inkomsten delen?
In welke verhouding nemen partijen de kosten van de huishouding voor hun rekening?
Wat behoort tot de kosten van de huishouding?
Dient de gezamenlijk bewoonde woning ook gemeenschappelijk eigendom te zijn?
Wat is het gevolg van het feit dat de ene partner (mogelijk) meer uit eigen middelen aan de financiering van de woning bijdraagt dan de ander?
Hoe wordt de positie versterkt van degene die intrekt bij iemand die enig eigenaar is van de woning?
Dienen voor gezamenlijke rekening aangeschafte inboedelgoederen en (andere) huishoudelijke spullen gemeenschappelijk eigendom te zijn?
Hoe moet worden aangetoond dat bepaalde zaken niet gemeenschappelijk zijn?
Zullen partijen bij voorkeur gezamenlijk als huurder van de gemeenschappelijke woning optreden?
Melden partijen elkaar (zo mogelijk) aan als begunstigde voor het partnerpensioen?
Op welke wijze zijn overlijdensrisicoverzekeringen formeel geregeld? Is bij de zogenaamde spaarhypotheek een splitsing aangebracht tussen de spaarpremie en de risicopremie?
Wat zullen de gevolgen zijn bij het uit elkaar gaan? Wie blijft in de woning? Hoe worden de gemeenschappelijke goederen verdeeld? Dient de ene partner een bijdrage te leveren aan de verhuis- en herinrichtingskosten van de andere?
Zou in bepaalde omstandigheden gedurende een bepaalde tijd een alimentatieplicht moeten bestaan?
Is het wellicht gewenst dat de partner (niet-ouder) na beëindiging van de relatie nog enige tijd alimentatie betaalt voor het kind van de ex-partner?
Wat moet er gebeuren in geval van overlijden? Dient een testament te worden gemaakt ten gunste van de langstlevende partner? Moet onderscheid gemaakt worden tussen de situatie waarin afstammelingen aanwezig zijn en het geval waarin dat niet zo is?
Moeten bij overlijden bepaalde goederen (opa's zakhorloge?) teruggaan naar de familie waarvan ze afkomstig zijn?
Op welke wijze dienen geschillen tussen partijen te worden beslist?Een aantal van de in deze vragen aan de orde gestelde kwesties zal hierna worden toegelicht.
-
Minderjarigheid: gezag en voogdij
Voor ouders met minderjarige kinderen (jonger dan 18 jaar) is het belangrijk om erbij stil te staan wie er voor de kinderen zorgt als zij er zelf niet meer zijn.
-
Gezamelijk gezag door gehuwden
Binnen het huwelijk van één man en één vrouw oefenen de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. Overlijdt één van hen, dan blijft de ander automatisch belast met het ouderlijk gezag. Blijft deze als enige belast met het ouderlijk gezag en overlijdt vervolgens deze laatste ouder dan benoemt de kantonrechter een voogd over de kinderen, tenzij de ouder in een testament al een voogd heeft benoemd. Ditzelfde gebeurt als beide ouders tegelijk of vlak na elkaar overlijden.
-
Ongehuwde moeder
Een ongehuwde moeder die meerderjarig is als haar kind wordt geboren, oefent van rechtswege het ouderlijk gezag over haar kind uit. Als een ongehuwde moeder minderjarig is krijgt zij het gezag pas als zij meerderjarig wordt, tenzij op dat moment een ander met het gezag is belast. In dat geval kan de moeder schriftelijk vragen aan de kantonrechter haar met het gezag te belasten. Een moeder die tenminste zestien, maar nog geen achttien jaar is, kan de rechter vragen haar meerderjarig te verklaren. In dat geval kan ze toch het ouderlijk gezag krijgen.
-
Gezamenlijk gezag door ongehuwde ouders van ongelijk geslacht
Als ongehuwde ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag willen krijgen moeten zij gezamenlijk een verzoek tot aantekening hiervan in het gezagsregister indienen bij de griffie van het kantongerecht. Voorwaarden hiervoor zijn: de ouders moeten ieder bevoegd zijn het gezag uit te oefenen;
moeder en vader zijn meerderjarig;
ouders zijn niet met elkaar gehuwd (geweest), zijn niet onder curatele gesteld of onbevoegd tot gezag wegens een geestelijke stoornis of ontheven of ontzet uit het gezag;
één van de ouders heeft alleen het gezag;
de ouders hebben niet eerder gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitgeoefend.Voor het verkrijgen van ouderlijk gezag door een man is vereist dat deze het kind erkent.
-
Gezamenlijk gezag door ouder en niet ouder
Het begrip gezamenlijk gezag kan ook betrekking hebben op de gezagsuitoefening van een ouder tezamen met een niet-ouder. Berust het ouderlijk gezag namelijk bij één ouder, dan kan deze samen met een niet-ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat een verzoek indienen bij de rechtbank om samen het ouderlijk gezag te verkrijgen. Gezamenlijk gezag tussen een ouder en een niet-ouder staat ook open voor homoseksuele paren. Het verzoek tot gezamenlijk gezag met een niet-ouder wordt toegewezen als de belangen van het kind naar verwachting niet worden verwaarloosd.
Als het kind één ouder heeft tot wie het in familierechtelijke betrekking staat en deze het gezag over het kind alleen uitoefent, dan moeten deze ouder en de niet-ouder gezamenlijk een verzoek indienen om te worden belast met het gezamenlijk gezag. De niet-ouder en het kind moeten dan wel een nauwe persoonlijk band met elkaar hebben. Een rechtspersoon, bijvoorbeeld een stichting, komt niet voor gezamenlijk gezag in aanmerking.
Indien het kind twee ouders heeft waarvan er één niet met het gezag is belast, wordt het gezamenlijk verzoek van de ouder die wel met het gezag is belast en een niet-ouder, slechts toegewezen onder de volgende aanvullende voorwaarden: de ouder en de niet-ouder hebben op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van één jaar voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind gehad;
de ouder die het verzoek doet, is op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van drie jaar alleen met het ouderlijk gezag belast geweest.De belangen van de andere ouder worden door de rechtbank meegewogen. Van de beslissing tot gezamenlijk gezag wordt aantekening gedaan in het gezagsregister.
Tegelijk met het verzoek om het gezamenlijk gezag van een ouder met een niet-ouder te verkrijgen, kan aan de rechtbank het verzoek worden gedaan tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de geslachtsnaam van de niet-ouder. Bij een gezamenlijk gezag door een ouder en niet-ouder is ook de niet-ouder verplicht tot het verstrekken van levensonderhoud voor het kind dat onder zijn gezag staat. Na beëindiging van het gezamenlijk gezag door de rechter of door het overlijden van de ouder, duurt deze onderhoudsplicht voort zo lang als het gezamenlijk gezag heeft geduurd. De rechter kan deze termijn verlengen. De onderhoudsplicht eindigt op het moment dat het kind 21 jaar wordt.
-
Gezamenlijk gezag na echtscheiding
Bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, in principe dit gezamenlijk gezag uitoefenen. Uiteraard geldt hierbij dat beide ouders het gezag moeten hebben op het moment van de echtscheiding. De ouders of een van hen kan ook de rechtbank het verzoek doen om het gezag over een kind aan één van hen toe te kennen. Het belang van het kind is hierbij het enige criterium waaraan dit verzoek wordt getoetst.
Omgang en informatie
Ouders en kinderen hebben recht op omgang met elkaar, dat staat zo in de wet. Bij een scheiding is dit soms een moeilijk punt. Het beste is natuurlijk als ouders en kinderen het zelf eens worden over een omgangsregeling. Als dat niet lukt, dan kan de rechter een omgangsregeling vaststellen. Een ouder kan de rechter ook verzoeken om de andere ouder het recht op omgang te ontzeggen. De rechter doet dat alleen als: de omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder ongeschikt is of niet in staat is tot omgang met het kind, of
het kind twaalf jaar of ouder is en zelf ernstig bezwaar heeft tegen de omgang met de ouder, of
de omgang om andere redenen in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.Informatie en consultatie
Als één ouder het gezag heeft over het kind, heeft die de plicht de andere ouder op de hoogte te houden van belangrijke zaken die met het kind te maken hebben. Bijvoorbeeld zaken die met school, gezondheid en dergelijke te maken hebben. Bovendien moet de ouder die het gezag heeft de ander raadplegen over belangrijke beslissingen die het kind aangaan. Als het in het belang van het kind nodig is, kan de rechter beslissen dat de ouder met gezag de ander niet meer hoeft te informeren en raadplegen.Einde van het gezamenlijk gezag
Het gezamenlijk gezag eindigt: zodra het kind meerderjarig wordt;
bij overlijden van de ouder of de niet-ouder: indien de niet-ouder overlijdt, oefent de ouder verder alleen het gezag uit; overlijdt de ouder, dan oefent de niet-ouder van rechtswege de voogdij (alleen) uit;
door verzoek na echtscheiding;
indien een ouder of de niet-ouder onbevoegd is geworden bijvoorbeeld door ondercuratelestelling. De andere ouder of de niet-ouder oefent gedurende de onbevoegdheid het gezag alleen uit;
door uitspraak van de rechter op verzoek van de ouder en/of de niet-ouder op grond van gewijzigde omstandigheden of als bij de toekenning van het gezag van onjuiste gegevens is uitgegaan;
door ontheffing van of ontzetting van de ouder of de niet-ouder uit het gezag.In de laatste twee situaties is de andere ouder - zo die er is - uitdrukkelijk bevoegd om de rechter te verzoeken zelf met het gezag te worden belast.
-
Voogdij
Er is sprake van voogdij zodra een ander dan een van de ouders, alleen of tezamen met een derde, het gezag over een minderjarig kind uitoefent. Een voogd alleen heeft geen onderhoudsplicht ten opzichte van het kind. De voogdij kan ook worden uitgeoefend door een rechtspersoon. De voogdijbenoeming geschiedt in principe door de rechter.
Testamentaire voogdij
Door een voogdbenoeming in een testament of een specifiek daartoe opgemaakte notariële akte is in beginsel de rol van de rechter uitgespeeld: er is dwingend bepaald bij wie het kind terecht moet komen of wie er voor moet zorgen.Ouders, of de ouder die met een niet-ouder gezamenlijk het ouderlijk gezag heeft, kunnen een buitenstaander (maar geen rechtspersoon) als voogd aanwijzen. Ook is het mogelijk om twee voogden te benoemen, die gezamenlijk de voogdij uitoefenen. Hierbij moet bedacht worden dat de wet verschillende gevolgen verbindt aan de benoeming van één voogd of aan een voogden(echt)paar. Zo hebben twee voogden de plicht en het recht de minderjarige zelf op te voeden en te verzorgen. Is er één voogd dan kan deze de verzorging en de opvoeding aan een ander overlaten. Een voogdenpaar is tijdens de voogdij onderhoudsplichtig jegens het kind. Eén voogd alleen is dat niet.
De benoeming door de ouders heeft alleen gevolgen als zij gelijktijdig komen te overlijden of als één van hen als langstlevende komt te overlijden. Als één van beiden sterft, behoudt de overblijvende ouder immers van rechtswege het ouderlijk gezag. Overlijdt de ouder die samen met de niet-ouder het gezag uitoefende, dan wordt de niet-ouder van rechtswege voogd over de kinderen. Een voogdijbenoeming door de ouder heeft dan geen effect.
De aangewezen voogd hoeft pas na het overlijden te beslissen of hij de aanwijzing aanvaardt. Het is wel belangrijk om van tijd tot tijd na te gaan of de door u aangewezen voogd nog wel bereid en geschikt is om zo nodig de voogdij uit te oefenen. Is dat niet het geval, dan zal de aanwijzing herroepen moeten worden en zo mogelijk een ander als voogd worden aangewezen. De aangewezen voogd zal na het overlijden van de (laatst overleden) ouder die belast was met het gezag op de griffie van het kantongerecht moeten verklaren dat hij voogd wil worden.
Ook een ouder die alléén het gezag heeft over een kind kan bij notariële akte vastleggen wie na zijn dood de voogdij over het kind zal uitoefenen. De ouder die niet belast was met het ouderlijk gezag, kan binnen een jaar na het overlijden een verzoek indienen om het gezag te krijgen. Dit verzoek wordt alleen afgewezen als er gevaar voor verwaarlozing van de belangen van het kind bestaat. Na afloop van het jaar wordt het verzoek alleen ingewilligd als de situatie is veranderd of bij een eerdere beslissing is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. De rechter kan voordat hij beslist, eerst de raad voor de kinderbescherming om een onderzoek vragen. Als de rechter het verzoek van de ouder toewijst, dan verliest de testamentaire voogd zijn functie.
Gezamenlijke voogdij
Gezamenlijke voogdij staat niet open voor rechtspersonen. Een persoon die met de voogdij is belast kan de rechter verzoeken een ander naast hem tot voogd te benoemen. Voorwaarde is dat de voogd en de ander beiden verzoeken om gezamenlijk met de voogdij belast te worden. De ander die tezamen met de voogd de voogdij wil gaan uitoefenen, moet een nauwe persoonlijk band met het kind hebben. Afwijzing van het verzoek vindt slechts plaats als er gegronde vrees bestaat dat de belangen van het kind worden verwaarloosd. Na toekenning van het verzoek zijn beiden voogd en hebben zij de plicht en het recht om zelf de minderjarige te verzorgen en op te voeden. De onderhoudsplicht eindigt in ieder geval als het kind 21 jaar wordt. Tegelijk met het verzoek tot gezamenlijke voogdij kan een verzoek tot naamswijziging van het kind in de geslachtsnaam van een van de voogden worden gedaan.Einde van de gezamenlijke voogdij
Gezamenlijke voogdij eindigt: zodra het kind meerderjarig wordt;
door het overlijden van één van de twee voogden; de ander oefent dan de voogdij alleen uit;
als één van beide voogden onbevoegd is geworden bijvoorbeeld door ondercuratelestelling. De andere voogd oefent gedurende de onbevoegdheid het gezag alleen uit;
door beëindiging van de gezamenlijke voogdij op verzoek van een van de twee voogden of van hen gezamenlijk;
door een rechterlijke beslissing waarbij bijvoorbeeld een andere voogd is benoemd;
door ontheffing of ontzetting uit de voogdij van (één van de) voogden. -
Minderjarigheid: wat mag een minderjarige?
Wetswijziging
Minderjarigen zijn in beginsel alleen bevoegd zelfstandig rechtshandelingen te verrichten met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s). Rechtshandelingen zijn handelingen waardoor rechten en plichten ontstaan, zoals kopen, huren en geld lenen.De wetgever probeert aan te sluiten bij de praktijk van alle dag. Daarom wordt de toestemming verondersteld gegeven te zijn in gevallen waarbij dat in het dagelijks leven gebruikelijk is. Zoals het kopen van een buskaartje, een filmkaartje of een schoolboek. De rol van de wettelijke vertegenwoordiger is dus vooral bij oudere minderjarigen een eind teruggedrongen.
Wanneer ben je minderjarig?
Kinderen worden meerderjarig bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd. Wanneer een minderjarige trouwt, wordt hij ook meerderjarig. Hij blijft dat ook als hij gaat scheiden. Al is iemand van achttien meerderjarig, toch blijven ouders verplicht te voorzien in de kosten van studie en levensonderhoud van hun kinderen tot hun 21e jaar.Handlichting
Het is mogelijk via handlichting de handelingsonbekwaamheid van een minderjarige gedeeltelijk op te heffen. Dit kan vanaf de leeftijd van zestien jaar. Handlichting moet aangevraagd worden bij de kantonrechter. Voor het verkrijgen van handlichting is de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger nodig. Meestal wordt handlichting verleend in verband met de uitoefening van een bedrijf. -
Minderjarigheid en naamrecht
Vanaf 1 januari 1998 kunnen ouders kiezen welke achternaam hun kind gaat dragen, die van de vader of die van de moeder. Maar de keuze is wel eenmalig en moet ten tijde van de geboorte van het eerste kind (vóór of bij de aangifte) worden uitgebracht. Alle volgende kinderen uit deze relatie moeten dezelfde achternaam dragen. Anders zouden broers en zussen uit een gezin mogelijk met verschillende achternamen rondlopen.
Brengen de ouders geen keuze uit dan draagt het kind automatisch de achternaam van de vader. Bij ongehuwde ouders krijgt het kind automatisch de achternaam van de moeder. Pas als de vader het kind officieel heeft erkend, kunnen de ouders kiezen voor de achternaam van de vader. Ook zij dienen dan samen bij de burgerlijke stand tegelijk met de erkenning die keuze te maken.
Ook bij adoptie kunnen ouders kiezen, welke achternaam het geadopteerde kind zal dragen. Tenminste als het geadopteerde kind hun eerste kind is. De ouders bepalen de achternaam van het geadopteerde kind bij de rechter, waar ook de adoptie wordt geregeld. Kinderen van zestien jaar en ouder hebben zelf iets in te brengen. Wordt een kind van die leeftijd door de vader erkend of door de ouders geadopteerd, dan kiest het kind zelf zijn achternaam.
-
Curatele, bewind en mentorschap
Curatele, bewind en mentorschap zijn maatregelen voor mensen die niet (helemaal) voor zichzelf kunnen zorgen. De maatregelen zijn vooral bedoeld als een bescherming van de persoon tegen andere mensen, die misbruik van de situatie kunnen maken. De maatregelen zijn alleen mogelijk bij meerderjarigen.
Curatele
Onder curatelestelling is de meest vergaande beschermingsmaatregel. Curatele moet worden verzocht aan de rechtbank, die ook de uitspraak doet. Er zijn drie redenen voor onder curatelestelling: geestelijke stoornis
verkwisting
drankmisbruik waardoor de persoon zijn belangen niet meer waar kan nemen.Het gaat doorgaans om mensen, die vanaf hun geboorte een verstandelijke handicap hebben, psychiatrische patiënten, verslaafden of mensen die volstrekt niet met geld om kunnen gaan. Iemand die onder curatele is gesteld, is handelingsonbekwaam en kan niet zelfstandig overeenkomsten sluiten. De curator treedt voor hem op. De onder curatele stelling moet worden gepubliceerd in de Staatscourant en twee kranten. Zo worden derden op de hoogte gesteld.
Meerderjarigenbewind
Voor ouderen, die zelf niet meer goed kun geldzaken kunnen behartigen, is curatele wel een erg zware maatregel, omdat men dan handelingsonbekwaam wordt. Daarom is er een regeling in de wet opgenomen, namelijk onderbewindstelling van meerderjarigen die veel minder zwaar is. De bewindvoerder voert het financiële beheer voor degene die onder bewind gesteld is. Het bewind van het vermogen wordt ingesteld door de kantonrechter op verzoek van de betrokkene zelf, zijn echtgenoot of levensgezel, familie of de officier van justitie.Meestal is ook een verklaring van een arts nodig. Een belangrijk verschil met curatele is, dat de bewindvoerder voor een groot aantal handelingen de toestemming van de betrokkene of machtiging van de kantonrechter nodig heeft.
Mentorschap
Sinds 1 januari 1995 is het ook mogelijk om voor iemand, die op het persoonlijke (niet-financiële) vlak niet voor zichzelf kan zorgen een mentor te benoemen. De mentor geeft advies en neemt zoveel mogelijk in overleg met degene voor wie hij tot mentor is benoemd beslissingen op het gebied van verzorging, verpleging en andere terreinen. Ook de benoeming van een mentor moet aan de kantonrechter verzocht worden.
De informatie op deze site is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. De informatie is bedoeld voor algemeen gebruik en is niet toegespitst op de individuele situatie van de gebruiker. De toepassing van de informatie en de gevolgen van aan de hand daarvan vastgelegde afspraken hangen af van ieders persoonlijke situatie. Voor een duidelijk advies en gerichte informatie kunt u ons bereiken op telefoonnummer: 0181 - 632022 of via e-mail.
De informatie kan niet worden gehanteerd als een vervanging van persoonlijk advies. Kammeraad & Strijk wijst aansprakelijkheid voor eventuele onvolkomenheden, onjuistheden en gevolgen af. Deze site bevat hyperlinks naar andere organisaties en instellingen. Kammeraad & Strijk is niet verantwoordelijk voor de informatie die op deze externe sites wordt gepresenteerd.
Wij verwijzen u naar onze Algemene voorwaarden